Kelner Max, redder in nood

Gisterenavond – het was al donker – wandelden Rudi en ik door het park Champ-de-Mars naar huis. Ineens duiken uit het niets twee jonge meisjes op van een jaar of zeventien. Ze spreken ons aan.
“Est-ce qu’elle est belle?” vraagt het ene meisje ons, wijzend op haar vriendin, die er met een pruillip bijstaat.
Of ze mooi is? Wat moet je met zo’n vraag? De meisjes lijken op elkaar. Ze zien er leuk uit en lijken op de meeste meisjes van die leeftijd. Ze hebben lang haar, met een scheiding opzij en een pony die schuin over één oog valt.  
“Ja, “ zeg ik geruststellend, “heel mooi.”
“Jullie zijn alletwee heel mooi,” voegt Rudi eraan toe.
“Zie je nu wel dat je mooi bent,” verzekert het meisje haar vriendin. Maar die haalt haar schouders op en is niet overtuigd.
“Daarnet hebben jongens tegen haar gezegd dat ze niet mooi is,” legt het eerste meisje uit.
“Waar?” vraagt Rudi strijdvaardig.
Het meisje wijst met een gebaar naar ergens achter zich, maar het lijkt er nu niet meer toe te doen.
Dan buigt ze zich naar mij en zegt lacherig: “Eigenlijk moet ze plassen.”
Tieners! Ik kijk rond me en herinner me dat er niet ver vandaan een openbaar toilet is. Maar daar willen ze niet van weten.
“Ga dan naar een café,” raad ik hen aan.
Ze kijken aarzelend. Misschien dat ze dat niet zomaar durven.
Ik wijs hen naar het dichtstbijzijnde café.
“Daar is een café. Le Dôme heet het. Max werkt daar. Die kennen we. Hij laat je zeker binnen,” verzeker ik hen en gezamenlijk zetten we de pas erin, richting het café.
“We gaan naar de Dôme, naar Max,” legt het meisje onderweg haar vriendin uit en ze geeft haar een kleine duw vooruit.
“We gaan naar Max,” herhaalt ze nog eens, op een toon alsof ze al honderd maal bij Max geweest zijn.
Wanneer we bij het café aankomen staat Max, de kelner, zoals altijd in de deuropening van zijn café. Hij kijkt op als hij Rudi en mij ziet en komt naar ons toe om ons de hand te schudden.
Ik vraag of de meisjes er naar de wc mogen gaan.
“Ben, oui,” zegt Max en hij gaat nonchalant opzij om ze te laten passeren.
De meisjes stuiven naar binnen.
Max leidt ons naar een tafeltje op het terras en het lijkt te ingewikkeld om uit te leggen waarom we er zijn. We gaan zitten en bestellen een rosé.  
Na een tiental minuten zijn de meisjes terug. Ze zoeken ons niet. Ze zien ons ook niet zitten, maar als ze ons tafeltje passeren, groeten we hen.
“Merci,” roepen ze uitgelaten in koor. Van enig verdriet is geen spoor meer te zien. Ze geven ons spontaan twee kussen. Dat zijn er acht in totaal (die jongens weten niet wat ze gemist hebben!) en ze verdwijnen zoals ze gekomen zijn, in het donker van de nacht.

1 Responses to Kelner Max, redder in nood

  1. Armand Mesotten schreef:

    Ik heb genoten van jouw artikels en cursiefjes. Ze maken Parijs doorzichtiger met leuke weetjes en raadgevingen, doorspekt met jouw persoonlijke indrukken en bevindingen. Voor een kunstliefhebber die Parijs bezoekt is jouw website een “Godsgeschenk”.
    Ook jouw kleine anecdotische belevenissen zijn schitterend geschreven.
    Ik geniet van jouw cursieve mijmeringen en humoristische “avontuurtjes” in het grote gebeuren van de wereldstad Parijs, want in het leven zijn het dikwijls de kleine dingen die het doen.
    De Marokkaanse bouwvakker, kellner Max, de twee tienermeisjes, ik kan ze zo aanraken.
    Je hebt een lichtgevederde pen,Inger, en je bent een monkelende ironische waarneemster. Je hebt alle capaciteiten van een cursief schrijver.
    Voortdoen en ze later in een pocket publiceren.

    Armand

Plaats een reactie